In de vroege ochtend van 21 augustus 2013 werd Oost-Ghouta bij Damascus getroffen door een van de gruwelijkste misdaden van de moderne geschiedenis. Raketten geladen met sarin-gas sloegen in woonwijken in, waardoor honderden mensen binnen enkele minuten stikten en huizen en straten veranderden in stille massagraven.

Volgens officiële Amerikaanse gegevens kwamen 1.429 mensen om, waaronder 426 kinderen en 194 vrouwen, en raakten 5.935 mensen gewond met verstikkings- en zenuwgassymptomen (U.S. State Department, 30 augustus 2013). Artsen zonder Grenzen meldde dat drie ziekenhuizen in de eerste uren meer dan 3.600 patiënten ontvingen met neurologische symptomen, waarvan 355 stierven (MSF, 24 augustus 2013). Het VN-rapport concludeerde later dat er “duidelijk en overtuigend bewijs” was van grootschalig gebruik van sarin in Zamalka, Ain Tarma en Moadamiya (VN-rapport, 16 september 2013).
Ondanks de verschillen in cijfers was het menselijke beeld onmiskenbaar: kinderen die naar adem hapten, vrouwen die hun families niet konden redden, mannen die één voor één bezweken in een collectieve stilte van de dood. Het werd “de massamoord van de eeuw” genoemd – niet alleen vanwege de 1.400 doden in enkele uren, maar omdat het de wreedheid van oorlog in de 21e eeuw opnieuw definieerde.

De aanval was geen lokaal incident; ze onthulde aan de wereld de omvang van de Syrische tragedie en het gebruik van chemische wapens tegen burgers, in flagrante schending van het internationaal recht en het Chemisch Wapenverdrag. Enkele weken later werd het Assad-regime door de VN-Veiligheidsraad gedwongen om zich bij dit verdrag aan te sluiten en zijn chemische arsenaal te ontmantelen (Resolutie 2118 – september 2013).
Toch blijft gerechtigheid uit. Tot op vandaag is niemand verantwoordelijk gehouden voor deze misdaad. Daarom is het onze taak als onafhankelijke journalistiek: de narratief corrigeren en herinneren dat niet alleen Oost-Ghouta stikte, maar ook het geweten van de wereld.










